Na onze eerste kennismaking met de nomadenfamilies van Mongolië zetten we koers richting het zuiden van het land. Daar wacht de ongerepte Gobi woestijn; een rotsachtige half-woestijn die zich uitstrekt vanuit Rusland en Kazachstan, dwars door Mongolië naar China. De Gobi woestijn bestaat voor slechts een klein deel uit ‘zandbak’, het landschap dat je verwacht in een woestijn. Uitgestrekte steppe en rotsen bepalen het grootste deel van het aanblik.
Pech onderweg
We reizen met twee Russische minivans door Mongolië, met in elk busje 5 reizigers, een chauffeur en de tourbegeleider óf de kok. De route leidt over oncomfortabele zandwegen vol gaten, maar het uitzicht maakt veel goed. Tot we abrupt stil staan en onze Russische minivan een lekke band heeft. Een grote nagel steekt stoutmoedig uit de buitenband, waarschijnlijk verloren door één van de nomadenfamilies tijdens het vervoeren van hun ger. Deze nagels worden namelijk gebruikt om de ger op zijn plek te houden. Pech dus, nadat we ook al een opgeblazen motor hebben gehad en al van minivan zijn gewisseld.
Niet veel later volgt oponthoud nummer drie, wanneer de andere minivan zich met veel motorgeweld probeert te bevrijden uit een plas modder, maar zich zo steeds dieper ingraaft. Juli is de regenperiode in de Gobi woestijn en de afgelopen weken is het water met bakken uit de hemel gevallen in dit gedeelte van de woestijn. De zandweg is veranderd in een glibberige moddermassa. Gelukkig rijden we in konvooi en trekt ‘onze’ minibus de andere zonder moeite weer op het droge pad.
Die avond arriveren we in het donker, na een rit van zo’n 10 uur offroad, bij de nomadenfamilie waar we de nacht doorbrengen. Na een late maaltijd, aangevuld met zurige yoghurtsnoepjes gemaakt van paardenmelk, duiken we onze ger in.